Alles Over De Schepping Zonsondergang over groen veld - Alles Over De Schepping Banier

Creationisme en wetenschap


Creationisme en wetenschap - Bewijzen of geloven?1
Volgens de gevestigde wetenschap is de aarde een paar miljard jaar oud. In die tijd zouden alle levensvormen zijn geëvolueerd, en de aardlagen met hun fossielinhoud zijn gevormd. Dit wordt alom verkondigd als een onweerlegbaar bewezen feit. Wie dit niet gelooft is op zijn minst ouderwets. Maar hoe sterk is die claim op feitelijkheid eigenlijk? Hoe sterk zijn de bewijzen?

In de vorige twee artikelen (de reeks begint hier) is onderzocht of deze miljarden jaren, waarin de fossieldragende aardlagen gevormd werden, misschien plaats kunnen hebben gevonden tijdens de scheppingsdagen. Deze moeten dan wel als lange perioden opgevat worden. De conclusie was dat we op Bijbelse gronden deze voorstellingswijze moeten verwerpen. De aardlagen, zo zagen we, moeten gevormd zijn na de zondeval, omdat ze getuigen van rampen, lijden en dood. Kunnen dan de miljoenen jaren plaatsgevonden hebben na de zondeval? Hier geeft de Bijbel al helemaal geen ruimte voor. Wanneer we nu op grond van exegetische argumenten het idee van lange scheppingsperioden verwerpen heeft dit twee ingrijpende gevolgen voor de oorsprongswetenschap:

  • Allereerst verwerpen we daarmee de gangbare verklaring van de wetenschap van miljoenen jaren oude aardlagen en van een evolutionaire ontwikkeling van alle levensvormen die daarin worden gevonden. Nu lijkt het nogal gedurfd, om de resultaten van de moderne wetenschap op dit punt te verwerpen. ‘De wetenschap’ is immers tot grote prestaties in staat! Denk maar aan de complex gebouwde computers, aan ruimtesondes die met grote precisie op hun doel afgestuurd worden. Niemand die daar vraagtekens bij zet. Waarom dan wel de bevindingen van de oorsprongswetenschap in twijfel trekken? Dan negeren we toch de klaarblijkelijke resultaten van de wetenschap? Getuigt dat niet van grote kortzichtigheid? Vervallen we dan niet in dezelfde fout als de kerk in de dagen van Galileï? Die bleef hardnekkig vasthouden aan de idee dat de zon om de aarde draaide (Jozua 10:12), ook al had ‘de wetenschap’ bewezen dat het andersom was? Toch dwingen juist de theologische bezwaren tegen lange scheppingsperioden mij de cruciale vraag te stellen: hoe sterk is die claim op feitelijkheid van een miljoenen jaren durende ontstaansgeschiedenis van aardlagen nu eigenlijk? In het eerste deel van dit artikel wil ik daar een antwoord op geven.

  • In de tweede plaats stelt ons dit voor een flinke uitdaging, namelijk om tot een alternatieve verklaring van het ontstaan van aardlagen en fossielen te komen. In het tweede deel wil ik een lans breken voor een goed en Bijbelgetrouw creationisme als noodzakelijk wetenschappelijk alternatief.


Creationisme en wetenschap - Oorsprongswetenschap
In de eerste plaats: laten we wetenschappelijke kennis kritisch blijven beoordelen. Want wetenschap blijft feilbaar mensenwerk. Theorieën of modellen worden opgesteld, bijgesteld, en vaak ook weer verworpen. Ook grote concepten, paradigma’s, kunnen veranderen. Daar is niks mis mee. Integendeel, zo werkt wetenschap. Een voorbeeld is de theorie van het uiteendrijven van de continenten. Deze theorie werd voor het eerst geopperd in 1915. Tot ongeveer 1960 werden de aanhangers daarvan nog uitgelachen en verguisd, nu behoort ze tot de algemene kennis van zelfs basisschool leerlingen.

Daar komt bij dat er een flink verschil is tussen de experimentele wetenschappen en de oorsprongswetenschappen. De eerste vorm van wetenschap onderzoekt hoe natuurwetten in het hier en nu werken. Denk aan scheikunde, natuurkunde, techniek. Hier kunnen hypothesen en theorieën door directe waarnemingen en experimenten getoetst worden op hun juistheid. Bij de oorsprongswetenschappen ligt dat anders. Bij dit type wetenschap bestudeert men fragmentarische overblijfselen uit het verre verleden - aardlagen, fossielen en archeologische objecten. De onderzoeker probeert te reconstrueren hoe deze ‘feiten’ (sporen van vroegere gebeurtenissen) zijn ontstaan, welke processen en gebeurtenissen zich in lang vervlogen tijden afspeelden. Hij was er toen zelf niet bij; hij heeft zijn verklaringen dus niet door directe observaties verkregen. Ook zijn de gebeurtenissen die hij als verklaringen opvoert niet door experimenten na te bootsen of te testen. Hoe redelijk of geloofwaardig zijn theorieën ook zijn, hij kan nooit zeker weten of zijn interpretaties en reconstructies echt kloppen.

Dit betekent dat de theorievorming in de oorsprongswetenschap per definitie speculatief is, en dat er een grote ruimte bestaat voor meerdere interpretaties van dezelfde ‘sporen van feiten’ uit de oergeschiedenis. Daardoor spelen persoonlijke voorkeuren en vooroordelen mee bij de theorievorming. Neem bijvoorbeeld de fossiele botten van een dinosauriër. Uit de botten is de vorm van een dier goed te reconstrueren. Maar voor het overige is ons denken over deze dieren tamelijk speculatief: Waren ze warmbloedig of koudbloedig? Leefde een dier op de plek waar het gevonden werd of kan het door een overstroming daar heen gespoeld zijn? Was deze overstroming een ramp in dezelfde orde van grootte als overstromingen die wij nu kennen, of speelden er voor ons onbekende factoren? Hoe kunnen we dat onderzoeken? En hoeveel tijd was er nodig om de aardlaag te vormen waarin het dier gevonden werd? Enkele uren? Een millennium?2 Kortom, bij de historische wetenschappen hebben we met grote onzekerheidsmarges te maken. Dit betekent ook dat het geven van ‘bewijzen’ tegen of voor een bepaalde theorie hier moeilijker is dan bij experimentele wetenschappen, zo niet onmogelijk. Vandaar bijvoorbeeld, dat ten aanzien van het uitsterven van de dinosauriërs in de officiële oorsprongswetenschap maar liefst honderd (!) theorieën de ronde doen, zonder dat men weet wat de meest waarschijnlijke oorzaak is. Hooguit kan men stellen dat de theorie die de meeste feiten op een acceptabele manier verklaart, de beste, de meest waarschijnlijke is. Maar ook dáárbij speelt subjectieve oordeelsvorming en persoonlijke voorkeur een belangrijke rol.


Creationisme en wetenschap - Moderne oorsprongswetenschap
Terecht hebben daarom veel christelijke wetenschappers verklaard dat de evolutionistische verklaringen van de wetenschap in feite onbewezen zijn. Gedurende de laatste decennia echter blijken ook seculiere wetenschappers dit gebrek aan bewijs te hebben gezien. Ook hebben zich nieuwe inzichten voorgedaan in de biologie en de geologie. Een aantal gangbare theorieën zijn sindsdien bijgesteld of van hulphypothesen voorzien die dit gebrek aan bewijs moeten verklaren. Interessant is dat hiermee nog duidelijker wordt hoe zwak het bewijs voor de evolutietheorie is: belangrijke pijlers van de evolutieleer zijn gaan wankelen. Ik zal in de tweede helft van dit artikel drie cruciale aspecten van de evolutietheorie bespreken, maar eerst aandacht besteden aan de twee gangbare argumenten voor de hoge ouderdom van de aarde:

  • De dikte van de aardlagen - Het eerste argument voor de hoge ouderdom van de aardlagen is de dikte ervan. Voor het ontstaan van een dikke aardlaag moet wel een buitengewoon lange tijd nodig zijn geweest, zo beweerde men, want de groei van aardlagen en andere geologische processen zouden alleen maar uiterst langzaam en geleidelijk kunnen plaatsvinden, evenals tegenwoordig. Bijna twee eeuwen lang was dit een uitgemaakte zaak. Dit principe, het actualisme, wordt nu als achterhaald beschouwd. Sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw heeft men namelijk grote inslagkraters van hemellichamen op aarde ontdekt, en kreeg men oog voor de mogelijke catastrofale gevolgen van dergelijke inslagen: grootschalig vulkanisme, drastische klimaatverandering, snelle gebergtevorming, geweldige overstromingen, massa uitstervingen, versnelde verschuiving van de aardplaten. Ook leverde de uitbarsting van Mount St. Helens (mei 1980) onverwacht grote effecten op: in korte tijd werden dikke gelaagde afzettingspakketten gevormd, waarin diepe canyons werden uitgeslepen, en die na een aantal jaren al geheel verkit waren. Zij vertonen op kleinere schaal hetzelfde beeld als de Grand Canyon. Voor dergelijke processen achtte men tot voor kort miljoenen jaren nodig.

    Men neemt nu algemeen aan dat praktisch alle aardlagen in heel korte tijd door catastrofes kunnen zijn ontstaan: het neocatastrofisme. Maar... de miljoenen jaren blijven. Men veronderstelt namelijk dat tussen episoden van snelle aardlaagvorming lange perioden zonder geologische activiteit zijn verlopen.3 Hoe lang die perioden duurden? Waren ze er überhaupt wel? Ze zijn niet aan te tonen. Wel is het zo dat in het veld er tussen de individuele lagen vaak geen sporen van bodemvorming en erosie zijn. Daarom valt goed te verdedigen dat de verschillende aardlagen snel na elkaar, zonder lange perioden ertussen, zijn afgezet. Zo vervalt een belangrijke pijler voor een aardgeschiedenis van miljarden jaren, namelijk de dikte van de aardlagen.

  • Radioactieve ouderdomsbepalingen - Het tweede ‘bewijs’ dat doorgaans aangevoerd wordt voor de grote ouderdom van de aarde is dat de ouderdom gemeten kan worden. Men gebruikt daarvoor de radioactieve ouderdomsbepalingen. Tegen deze dateringen zijn echter heel wat bezwaren in te voeren. Ze berusten op een groot aantal aannames die niet experimenteel te toetsen zijn. De (niet-creationistische) wetenschapper Miall merkt op: “de exacte wiskundige formules verbergen veelal dat het hele radiometrische bouwwerk op een onzeker fundament van aannames berust en kunnen de valse schijn van nauwkeurigheid geven aan hoogst foutieve uitkomsten”.

    Ook blijken ouderdomsbepalingen met verschillende dateringstechnieken onderling grote verschillen te kunnen opleveren. Zeker 70% van de gebruikelijke dateringen wordt daarom als foutief terzijde geschoven. Ook blijken dateringen van recent gevormde lava’s niet te kloppen. Zo worden vulkanische afzettingen van de Mount St. Helens op miljoenen jaren ouderdom gedateerd, en lava’s op Hawaï uit 1800 op 140 miljoen tot 3 miljard jaar gedateerd, met verschillende dateringstechnieken. Nu hebben geologen voor deze apert foutieve resultaten wel weer aanvullende hypotheses gegeven. Deze lava’s zouden besmet zijn met mantelmateriaal uit het brongebied. Maar de vraag is dan natuurlijk: als de datering van recente lava’s ongeldig zijn, zijn die van oudere gesteenten dan misschien net zo ongeldig? Er wordt aangenomen dat dit niet zo is. Maar…. dat is niet bewezen. En, sterker, het kan ook niet bewezen worden.

    Het lijkt zelfs onwaarschijnlijk, omdat sporen van leven blijken voor te komen in aardlagen die als zeer oud worden gedateerd. Zo treft men onder de Groenlandse ijskap allerlei vormen van intact DNA aan in aardlagen die 500.000 tot 800.000 jaar zouden zijn. Ook is in botweefsel van dinosauriërs, dat maar liefst 65 miljoen jaar oud moet zijn, DNA aangetroffen. En in Permisch steenzout (gedateerd op 250 miljoen jaar) komen nog levende bacteriën voor. De radioactieve dateringen zijn dus verre van overtuigend.


Read Creationisme en wetenschap Page 2 Now!

[1] Dit artikel werd geschreven door W.A.M. von Lindheim - Westerink en eerder gepubliceerd in Nader Bekeken (Jaargang 17, nummer 11, november 2010). Met toestemming gebruikt en waar nodig aangepast voor internetpublicatie.

[2] Meende men tot voor kort nog dat voor de vorming van graniet miljoenen jaren nodig waren, in een recent artikel in Nature worden enkele maanden tot hooguit eeuwen genoemd.

[3] Zie hiervoor werken van de (niet-creationistische) Ager, D. 1993, The new catastrophism, Cambridge U.P; V. Clube en B. Napier; S.J. Gould.

Copyright © 2002-2021 AllAboutCreation.org, Alle rechten voorbehouden