Alles Over De Schepping Zonsondergang over groen veld - Alles Over De Schepping Banier

Creationisme en de zondeval


Creationisme en de zondeval - En zie het was zeer goed1
Scheppingsdagen of –tijdperken, maakt dat nu eigenlijk zoveel uit? Zo vraagt menig Bijbellezer zich af. Moeten we daar nu werkelijk een punt van maken? Het gaat er toch veel meer om dàt God alles heeft geschapen dan om hoe lang dat duurde? Als nu volgens de wetenschap de aarde met haar aardlagen en fossielen al heel oud is, dan kunnen er toch net zo goed lange scheppingsperioden geweest zijn, waarin deze aardlagen en fossielen gevormd zijn?

In het eerste artikel van deze reeks (Creationisme en fossielen) heb ik deze zienswijze onderzocht en betoogd dat ze grote exegetische en theologische problemen geeft. Want wat is het geval? In de aardlagen zitten de fossielen in een vaste volgorde. Onderop komen alleen bacteriën voor. Meer bovenin verschijnen de zoogdieren. Pas helemaal aan de top vind je de resten van de mens. Volgens de moderne wetenschap zou de mens ruim 3 miljard jaar na het eerste leven zijn ontstaan. Bij het concept van lange scheppingsperioden zouden de fossieldragende aardlagen dus tijdens deze scheppingsperioden zijn ontstaan. Wat betekent dat ze als het ware een verslag geven van Gods scheppingsdaden vanaf het eerste leven tot en met de schepping van de mens. Als een van de zes consequenties daarvan noemde ik het volgende: uit de fossieldragende aardlagen blijkt ondubbelzinnig dat de wereld voordat de mens op de aarde kwam al vol was van lijden en strijden, sterven en uitsterven. Ook hebben zich op aarde grote natuurrampen voltrokken. In het paradijs zouden er al fossielen moeten zijn geweest. Deze consequenties zijn moeilijk te rijmen met de ‘zeer goede’ schepping waarover God in Genesis 1spreekt. Daarom lijkt het mij onmogelijk het ontstaan van de aardlagen vóór de schepping van de mens en vóór de zondeval te plaatsen. Ik verwerp deze voorstellingswijze op Bijbelse gronden.

Deze overwegingen brengen mij op de belangrijke vraag: hoe zag Gods goede schepping er vóór de zondeval dan uit? Menigeen denkt bij het paradijs aan een oord vol vrede en harmonie, en niet aan dood, pijn en lijden. Maar is dat niet naïef? Is het hierboven genoemde bezwaar eigenlijk wel reëel? Zouden roofdiergedrag, het eten van vlees, ziekten, voedselschaarste, werkelijk pas van na de zondeval dateren? Moet je dan niet een onvoorstelbare breuk in de opbouw van onze geschapen wereld aannemen bij de zondeval?


Creationisme en de zondeval - Leeuwen in het Paradijs?
God heeft immers alle dieren geschapen? De roofdieren, de leeuw, de slang, de machtige dinosauriërs. We zien bij deze dieren hoe prachtig de hele lichaamsbouw, de spijsverteringsorganen, hun instinct, op hun vleesetende levenswijze zijn afgestemd. Het kunstige web van spinnen dient om muggen te vangen als voedsel. En denk aan de kromme, dolkachtige tanden van de Tyrannosaurus Rex, de giftanden van een slang. Als die in het paradijs al bestonden, dan was er toch vóór de zondeval al bloedvergieten en dood ‘ingeschapen’? Verder, zouden mensen en de grote dieren nooit kevertjes en wormen in het gras vertrapt hebben? Zouden ze bij het eten van planten de bladluizen netjes vermeden hebben? En bovendien: als planten worden gegeten is dat toch ook een soort sterven? Is het daarom wel mogelijk dat de natuur vóór de zondeval volstrekt anders gefunctioneerd heeft dan erna?

Wat zijn de Bijbelse gegevens daarover? Een viertal Schriftgegevens wijst er op dat er inderdaad bij de zondeval wel degelijk radicale veranderingen in de natuur zijn opgetreden:

  • Het was zeer goed - Allereerst is daar Gods eigen uitspraak: ‘En zie, het was zeer goed’. Wat betekent dat, ‘zeer goed’? In Jesaja 11:6–9(zie ook Jesaja 65:25) wordt verteld over lammeren, wolven, kinderen, beren, slangen, die in vrede bij elkaar leven. Nu wordt daar niet direct gezegd dat dit letterlijk zo in het paradijs geweest is of op de nieuwe aarde zo zal zijn. Maar zoveel is duidelijk: dit beeld van vrede en goedheid is precies tegengesteld aan dat van verscheurende leeuwen en slangen met giftanden. Vervolgens staat er: “niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg”. Hieruit blijkt dat verscheurende dieren door God niet als “zeer goed”, maar als kwaad worden aangemerkt. In Nahum 2:11-13 wordt dan ook een rovende, moordende leeuw als beeld van het kwaad gebruikt.
    Bovendien worden door heel de Bijbel heen dood, lijden en ziekte als kwaad, als straf aangewezen. God straft door natuurrampen, die daarmee als kwaad worden aangemerkt: droogte, brandkoren, honingdauw, sprinkhanen (Deuteronomium 28), schaarste van levensmiddelen (Openbaring 6:5,6), het sterven van een derde deel van de dieren (Openbaring 8:7,9) het neervallen van brandende sterren (Openbaring 8:10, mogelijk meteorieten?), genoemd als oordeelsaankondigingen.

  • Planteneters - De tweede aanwijzing dat de natuur tijdens de schepping ànders functioneerde dan nu is dat God bij de schepping aan mensen en dieren nadrukkelijk respectievelijk de zaaddragende planten en vruchtbomen en de groene planten tot voedsel gaf (Genesis 1:29,30). Pas na de zondvloed stond God de mensen toe vlees te eten (Genesis 9:3) – met als gevolg dat de dieren die in het wild leefden angst voor de mens kregen. Over het voedsel van de dieren wordt hier niets meer gezegd. Toch is het goed mogelijk dat de mens pas na de zondvloed met roofdieren te maken kreeg. Want in Genesis 9:5 lezen we voor het eerst de mededeling dat dieren die mensen verscheuren dat met de dood moeten bekopen. In ieder geval suggereren deze teksten dat de natuur mogelijk voor de zondvloed en in ieder geval vóór de zondeval anders functioneerde, doordat er geen roofdieren voorkwamen.

  • Doorns en distels - Een derde Schriftgegeven voor een verandering in de natuur bij de zondeval is dit: na de zondeval strafte God de mens met de dood (Romeinen 5:12; Genesis 3:19). Ons lichaam werd sterfelijk, en daarmee ook vatbaar voor verzwakking, ziekte, veroudering, dood. Dit moet een ingrijpende verandering van de lichamelijke constitutie van de mens betekend hebben. Ook verzwaarde God het leven door ‘doorns en distels’. De akkerbouw, het hele bestaan, het omgaan met en in cultuur brengen van de natuur, werd moeizaam. De mens moet nu vechten tegen een deel van de natuur. De aardbodem werd vervloekt. Dit alles kan alleen zinvol begrepen worden als er vóór die tijd geen ‘doorns en distels’ waren, het werk niet even moeizaam was. Dat lijkt echter alleen bij fundamenteel andere levensomstandigheden mogelijk te zijn.

  • Vruchteloosheid - Ten slotte lezen we in Romeinen 8:18–23 dat de schepping ‘aan de vruchteloosheid onderworpen’ is. Dit kan niet al direct bij de schepping zo geweest zijn: hier wordt een werkwoordsvorm gebruikt, die aangeeft dat dit op een bepaald momènt gebeurde. Wanneer was dat? Bij de zondeval, toen om de zonde van de mens de aardbodem werd vervloekt.2 Sindsdien zucht ze in al haar delen, en is ze in barensnood. Zien we dit lijden en zuchten van de schepping, deze vruchteloosheid, niet terug in ziekte, lijden, natuurrampen en dood? In nesten vol kuikentjes, waarvan er maar enkele overleven, in overstromingen, die hele delen van de natuur verwoesten? In het uitsterven van planten- en diersoorten? Romeinen 8 leert ons al deze ellende in de huidige natuur te zien als een ontaarding van de goede paradijselijke schepping. Maar er is hoop: de schepping zal van deze ‘dienstbaarheid aan de vergankelijkheid bevrijd worden’. Op de nieuwe aarde zal ze uit de slavernij van dood, verderf en natuurgeweld worden verlost.


Creationisme en de zondeval - Conclusie: een breuk in de natuur
De Bijbelse gegevens over de schepping in het paradijs en na de zondeval spreken duidelijke taal. Ze laten zien dat er inderdaad bij de zondeval een radicale breuk, een omvorming is opgetreden, niet alleen in het menselijk bestaan, maar in de hele natuur. Dat de dood zijn intrede deed, niet alleen bij de mens, maar ook in de natuur. Van een dergelijke breuk is geen sprake wanneer we uitgaan van lange scheppingsperioden waarin aardlagen en fossielen gevormd zouden zijn. Want daarin zien we immers een natuur die net zo functioneerde als die van tegenwoordig, zo zagen we in het vorige artikel. Al vóór de mens zouden we dan ‘doorns en distels’ aantreffen, werd er vlees gegeten, was er de vruchteloosheid van ziekte, lijden, sterven en uitsterven en natuurrampen.


Read Creationisme en de zondeval Page 2 Now!

[1] Dit artikel werd geschreven door W.A.M. von Lindheim - Westerink en eerder gepubliceerd in Nader Bekeken (Jaargang 17, nummer 9, september 2010). Met toestemming gebruikt en waar nodig aangepast voor internetpublicatie.

[2] Genderen, dr. J. van, dr. W.H. Velema (Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 393,394 en 351) zeggen hierover: “Deze verzen zijn niet te verstaan zonder dat men de samenhang met Gen 1-3 in rekening brengt”, en: “Het lot van de schepping is verbonden aan het doen van de mensen.

Copyright © 2002-2021 AllAboutCreation.org, Alle rechten voorbehouden