Alles Over De Schepping Zonsondergang over groen veld - Alles Over De Schepping Banier

Creationisme en de Bijbel

(Read Creationisme en de Bijbel, Part 1 First)

Creationisme en de Bijbel - Creationisme is wetenschap
Ten aanzien van het raamwerk van Bijbelse voorkennis zullen veel vragen overblijven. Soms zijn er Bijbelteksten die niet eenduidig te exegetiseren zijn. Dat begint al bij de eerste twee verzen van Genesis. En er zijn zaken waar de Bijbel weinig of niets of soms alleen indirect of in bedekte termen iets over zegt. Bovendien is het waarschijnlijk dat niet alle voor de geologische geschiedenis relevante gebeurtenissen in de Bijbel vermeld worden.

Het Bijbels raamwerk van voorkennis over de prehistorie laat dus een grote ‘speelruimte’ over om verschillende theorieën en modellen op te stellen. Bijvoorbeeld over de oorzaak van de zondvloed of hoe het leven na de zondvloed zich verder heeft ontwikkeld. Zo lezen we over het ontstaan van de Grote Vloed in Genesis 7:11 dat ‘alle kolken der grote waterdiepte openbraken’. In waarnemingstaal: het water kwam met kracht omhoog uit de diepte. Dat geeft een grote speelruimte voor wetenschappelijke theorievorming: ging het om onderzeese vulkanen? Kwam de zeebodem omhoog? Braken ondergrondse waterreservoirs open? Waardoor kwam dit natuurgeweld op gang? Of was dit misschien een bovennatuurlijk ingrijpen van God? Om antwoorden te vinden moet de wetenschapper hier zijn gewone handwerk verrichten: veldonderzoek doen in de rotsen, theorieën en hypothesen opstellen, het toetsen daarvan voor zover mogelijk binnen de historische wetenschap. Dit wetenschappelijk werk is mensenwerk, feilbaar. Er worden theorieën opgesteld, bijgesteld, verworpen en vervangen door andere. En, zoals eerder gezegd, daar is niets mis mee! Door dit soort processen kunnen wetenschappelijke inzichten zich ontwikkelen.

Maar een dergelijke theorie moet natuurlijk niet gezien worden als dè exegese van een tekst of als dè uitleg van de Bijbel. Ze is namelijk geen Bijbeluitleg, maar slechts - niet meer en niet minder! – een wetenschappelijke theorie. Nu kan men zich afvragen: maar waarom zouden we eigenlijk speculeren over dit soort vragen, zoals de oorzaak van de zondvloed? Maakt dat wat uit voor ons geloof? En inderdaad, dat is niet nodig voor onze geloofskennis: Gods Woord deelt ons mee wat we nodig hebben voor ons heil, en aan deze zekere kennis hebben we genoeg.

Maar wel is dit soort wetenschappelijk onderzoek belangrijk in het kader van onze cultuuropdracht: het ontplooien van de aarde en onze kennis daarvan. Daarnaast kan het ook een apologetische waarde hebben. Een Bijbelse oorsprongstheorie kan laten zien dat het evolutionisme niet de enig mogelijke verklaring is voor het ontstaan van onze wereld, en dat de Bijbel in overeenstemming is met onze waarnemingen. Dat kan het geloof van christenen ondersteunen. Maar toch is de apologetische waarde ervan beperkt: het geloof in de Bijbel mag niet afhangen van onze bekwaamheid om aanvaardbare wetenschappelijke verklaringen aan te dragen voor gebeurtenissen die in de Bijbel genoemd worden.

Wanneer men nadrukkelijk de grenzen van de wetenschap in het oog houdt, zijn daarmee een aantal vaak genoemde bezwaren tegen het creationisme ondervangen. Zo is het dus niet waar, dat men hier probeert te bewijzen dat ‘de Bijbel toch gelijk heeft’. Integendeel, men gaat er vanuit dát de Bijbel gelijk heeft. Ook wanneer er wetenschappelijk gezien vragen overblijven, blijft dat het onbetwistbare uitgangspunt. Ook kan dan niet gesteld worden: als een creationistische theorie onjuist blijkt, wordt daarmee ook het geloof in de Bijbel aan het wankelen gebracht. Integendeel, het is in de wetenschap heel gebruikelijk dat in het licht van nieuwe gegevens theorieën worden bijgesteld. Zo werkt wetenschap. Maar dit tast de waarheid van Bijbelse voorkennis niet aan.


Creationisme en de Bijbel - De creationistische benadering
Tenslotte wil ik heel summier uitleggen hoe creationisten de aardlagen en fossielen, de harde geologische feiten, interpreteren binnen een Bijbelse context. Dit zijn bepaald geen studeerkamertheorieën. In tegendeel, ze berusten op een groot aantal geologische gegevens en veldwerkresultaten.

De onderste fossieldragende aardlagen worden aangeduid met de naam Paleozoïcum. Deze blijken alle in zee gevormd te zijn. Het betreft hier namelijk dikke (inmiddels versteende) pakketten grind, zand, klei en kalk die vanuit de diepzee over de landmassa's zijn afgezet, waarin uitsluitend zeedieren voorkomen. Volgens geologen waren alle continenten toen met oceaanwater bedekt. Bovendien wijzen veel gegevens erop dat deze aardlagen onder catastrofale condities zijn gevormd, en dus met grote kracht en snelheid op de continenten zijn gedeponeerd. Om al deze redenen schrijven creationisten deze paleozoïsche aardlagen toe aan de zondvloed.

In en vlak onder de paleozoïsche gesteenten komen veel sporen van meteorietinslagen voor. Dit wijst op kosmisch inslaggeweld bij het begin van de zondvloed. De zeebodem en de landmassa’s werden daardoor gescheurd en uiteengereten. Daarbij ontwikkelden zich huizenhoge vloedgolven (de ‘opengebroken kolken van de waterdiepten’, Genesis 7:11), die met tomeloos geweld alles op aarde meesleurden, van het land af veegden en deden verdwijnen in diepe slenken en riffen van de uiteengetrokken continenten. Al het landleven van vóór de zondvloed verdween zo ‘in de diepten van het aardrijk’.

De aardlagen daarboven worden aangeduid met de naam Mesozoïcum. Deze lagen vertonen een duidelijk beeld van een opdrogende aarde. Volgens geologen stond de zeespiegel toen namelijk op zijn laagste stand ooit, terwijl op de continenten zich uitgestrekte binnenmeren bevonden: resten van het zondvloedwater. Bovendien vinden wij op alle continenten door de wind gevormde zandduinen, redbeds geheten, rood door een roestbruine kleur. Dit zand bevatte ijzer uit het zeewater, dat aan de lucht is gaan roesten. In deze redbeds komen nagenoeg geen fossielen voor: er waren toen immers geen dieren meer op het land aanwezig. Hogerop in de aardlagen van het Mesozoïcum worden fossielen van dino’s gevonden - niet alleen botten, maar ook talloze loopsporen en nesten, inclusief eieren en uitgebroede jongen.

Zij leefden in de moerassige gebieden bij de oceanen en binnenmeren. Dit waren heel bijzondere leefgebieden: door het magma dat tijdens de zondvloed de opengescheurde oceaanbodems vulde waren de zeeën nog zeer heet, en bovendien onrustig: er ontstonden nog herhaaldelijk vloedgolven, met als gevolg vorming van nieuwe aardlagen met daarin fossielen. In deze tropisch hete gebieden leefden de dino’s. Mede door de warmte konden ze zich daar uiterst snel vermenigvuldigen. Herhaaldelijk werd echter hun leefgebied overstroomd. Op sommige plaatsen worden dan ook meerdere lagen met nesten boven elkaar gevonden. Opvallend is dat de oudste dino’s uitsluitend kleine planteneters en aaseters zijn. Dit zou er op kunnen wijzen dat er voor en vlak na de zondvloed nog geen grote, agressieve roofdieren bestonden.1 Verder blijkt, dat alle dino-fossielen in vijf aparte families zijn in te delen die niet tot elkaar te herleiden zijn. Deze vijf aparte families zijn te beschouwen als baramins, afzonderlijk geschapen basisgroepen. Daarnaast tonen de dinofossielen aan, dat binnen deze vijf basisgroepen er zich na de zondvloed een enorme variatie aan anatomische vormen en voedselvoorkeuren heeft ontwikkeld.2

Er zijn voldoende aanwijzingen dat mensen na de zondvloed dino’s hebben gekend. Over de hele wereld komen er afgebeelde draken voor die sprekend lijken op dino’s. En in de Bijbel wordt in Job 39 de Behemoth beschreven. Dit dier wordt vertaald met ‘nijlpaard’, maar het kan geen nijlpaard zijn vanwege de ‘staart als een ceder’. Deze beschrijving doet sterk denken aan een dinosoort, bijvoorbeeld de plantenetende Diplodocus.

Maar als mensen na de zondvloed wel dino's kenden, waarom kom je dan nooit fossielen van dino's tegen samen met resten van mensen en zoogdieren? Dat heeft de volgende oorzaak. De moerassige laaglandgebieden waren voor mensen en zoogdieren onleefbaar. Niet alleen was het klimaat er veel te warm, ook bestond de vegetatie uit giftige planten en kruiden. De mensen bleven bovendien aanvankelijk bij elkaar in Babel wonen, zoals we in de Bijbel lezen, maar zullen ook daarna deze door overstromingen geteisterde onherbergzame gebieden gemeden hebben.

In de hogere aardlagen van het Mesozoïcum zien we, dat de dino's geleidelijk verdwenen en uitstierven. Door de regelmatige overstromingen en de afkoeling van het zeewater werd namelijk geleidelijk hun leefgebied vernietigd. De afgekoelde zeeën kwamen tot rust, en vanaf die tijd veranderden de laaglandgebieden in een geschikt leefgebied voor zoogdieren en mensen. Want de gevaarlijke dino's verdwenen van het toneel, het klimaat verbeterde en er kwam een nieuwe vegetatie van (niet giftige) grassen en bloemplanten tot ontwikkeling. Dit geheel van gebeurtenissen verklaart waarom we pas in de hoogste aardlagen van het geologisch archief, die van het Cenozoïcum, fossielen van zoogdieren en mensen aantreffen.3


Creationisme en de Bijbel - Slotconclusie
De huidige wetenschappelijke theorieën over de lengte van de aardgeschiedenis en de evolutie worden vaak voorgesteld als vaststaande feiten. Het evolutionisme blijkt echter op een heel netwerk van aannames en veronderstellingen te berusten. Het is verre van bewezen, speculatief en gestempeld door een atheïstisch vooroordeel.

Tegenover de heersende oorsprongstheorieën van de wetenschap staat het geloof in de historische betrouwbaarheid van de Bijbelse openbaring over de wordingsgeschiedenis van deze wereld. De Bijbel vertelt over een inrichten en bewoonbaar maken van de aarde in zes ‘gewone’ zonnedagen en een kortdurende aardgeschiedenis. Dit Bijbels geloofsvooroordeel schept de uitdaging om te zoeken naar een harmonie tussen de Bijbelgegevens en de harde wetenschappelijke feiten over de aardgeschiedenis.

Creationistische wetenschappers hebben de laatste decennia aanzienlijke resultaten geboekt in het formuleren van toetsbare alternatieve modellen. Het is niet alleen te hopen dat christenwetenschappers de komende tijd in dit spoor verder gaan, maar vooral dat er meer bekendheid mag komen met de nieuwe creationistische inzichten. Daarmee wordt duidelijk dat er geen tegenstelling bestaat tussen de harde wetenschappelijke feiten over de prehistorie en de Bijbelse gegevens hieromtrent en dat er een Bijbels gefundeerd alternatief is voor de evolutietheorie en de theorie van een miljoenen jaren oude aardkorst.


Leer meer over Gods Schepping!

[1] Zie het tweede artikel in deze reeks: Creationisme en de Zondeval

[2] Zie de beschrijving van "gedifferentieerde genexpressie" in het derde artikel in deze reeks: Creationisme en Wetenschap.

[3] Hoogerduijn, H. en J.R. de Wit Azn; Zoeken naar de zondvloed. Dit boek is van een uitgebreid wetenschappelijk notenapparaat voorzien.

Copyright © 2002-2021 AllAboutCreation.org, Alle rechten voorbehouden